KUNSTHAL ROTTERDAM, 1993 , Katerlog, von MARTIN BOCHYNEK

De natuurkunde van het leven.
De sculpturen „Friedland VI“ en „Gegenstände II“ van Eberhard Bosslet in de galerijen van de Kunsthal Rotterdam maken deel uit van een recente groep werken die hij „Hubräume“ (hefruimtes) noemt. Het dragende element in deze werken zijn hefkussens gevuld met perslucht, die de mens doorgaans behulpzaam zijn bij het ,opwippen’ van zware goederen. Bosslet maakt gebruik van deze hulpstukken om natuurkundige wetmatigheden di aan een sculptuur ten grondslag liggen te verduidelijken; het principe van de wisselwerking. Want niet de autonomie, maar veeleer een weefsel van wederzijdse betrekkingen en afhankelijkheden bepaalt formeel en inhoud lijk de kunst. De krachten die in „Friedland VI“ en „Gegenstände II“ in we king worden gesteld, zouden in natuurkundig opzicht in het luchtledige ha gen, ware het niet dat de ruimte als tegenspeler en, in dit geval letterlijk, a steunpunt fungeert; een omstandigheid waarin in principe elke sculptuur zich moet bewijzen. Zoals een ruimte wordt geschapen door het afpalen va structuurloze lucht en er vervolgens scheidingen in aan te brengen (architectuur), zo komt een sculptuur ook dan pas tot stand wanneer het zij (tegen) positie als materiaal in de ruimte heeft ingenomen.
Naast deze formele aspecten verwijst de materiaalkeuze tevens op een wic selwerking van andere aard. Het speciale karakter van een kunstexpositie als doel op zich even buiten beschouwing gelaten, verschijnt de zin, de be kenis en de inhoud van het werk pas dan als de samenstelling van tekens (rubber banden, autovelgen, perslucht hefkussens - inclusief regelmechanisme -, een rol vloerbedekking of een aluminium rolluik) de beschouwer aanzet tot overpeinzingen. Er blijkt enigszins sprake te zijn van ironie in de wijze waarop Bosslet de zuiver technische, industriële produkten bevrijdt van hun eigenlijke gebruik en ze rigoreus ondergeschikt maakt aan een ,overspanning’ tussen de wanden. Uit de hiertoe behorende drukverhoudingen en natuurkundige principes zijn evenwel ook maatschappelijke strukturen afleesbaar. Het autonome subject blijft fictie. Wij hebben geleerd „de natu kunde van het leven“ als een proces van oorzaak en werking op te vatten.
Bosslets sculpturen baseren zich op dit denkmodel van wederzijdse afhankelijkheid, met in het achterhoofd dat deze dialoog zich richt tegen autoritaix strukturen. Alles staat in onderling verband - formuleert men hiervan uitgaande een model, bijvoorbeeld in de vorm van zuiver technische sculpturen, dan produceert dit ideaal tegelijkertijd zijn tegendeel. Druk produceert te gendruk, maar als de goede maat en juiste afstelling niet gewaarborgd zij] dan stort het bouwsel in. Dit gevaar is in ieder geval weinig kunstmatig.

Martin Bochynek
Die Physik des Lebens
Aus der jüngeren Werkgruppe sogenannter „Hubräume“ stammen Eberhard Bosslets Skulpturen „Friedland VI“ und „Gegenstände II“ für die Galerie der Kunsthalle Rotterdam. Das Agens dieser Arbeiten sind Hochdruck-Hebekissen, deren Hubkraft Menschen aus der Klemme hilft, wann immer schwere Lasten etwas gelupft werden müssen. Bosslet benutzt dieses Werkzeug, um die grundlegende Physik einer Skulptur zu veranschaulichen, deren Existenz immer auf einer Wechselwirkung aufgebaut ist. Denn nicht Autonomie, sondern ein gegenseitiges Geflecht von Bezügen und Abhängigkeiten bestimmen formal und inhaltlich die Kunst. Physikalisch gesehen würden die Kräfte von „Friedland VI“ und „Gegenstände II“ ins Leere greifen, hätten sie nicht den Raum als Kontrahenten, gegen den sie sich in diesem Falle ganz explizit stützen. Genau wie man Raum erst schafft, indem man ihn von der strukturlosen Luft abteilt und in Zellen einsperrt (Architektur), so organisiert sich eine Skulptur auch erst durch seine Kontraposition als Material im Raum.
Doch abgesehen von diesen formalen Aspekten, liefert die Auswahl des verwendeten Materials Indizien für eine andere und eigentliche Wechselbeziehung. Sinn, Bedeutung und Inhalt über die Spezialdisziplin Kunstausstellung als Selbstzweck hinaus kann man erst abschöpfen, wenn das Arrangement der Zeichen (Gummireifen, PKW-Felge, Hochdruck-Hebekissen samt Steuereinheit, eine Rolle Teppich-Auslegeware oder ein Alu-Rolltor) den Betrachter in Überlegungen verwickelt. Offensichtlich ist eine gewisse Ironie, mit der Bosslet das technoide, industrielle Zeug in die Zweckfreiheit entläßt und rigoros einer Verspannung zwischen Wände unterordnet. Die dabei geltenden Druckverhältnisse und physikalischen Prinzipien sind aber auch auf gesellschaftliche Strukturen übertragbar. Auch hier kann das autonome Subjekt nur Fiktion bleiben. Wir haben gelernt, die „Physik des Lebens“ als einen Prozeß von Ursache und Wirkung zu begreifen. Bosslets Skulpturen liegt dieses Denkmodell von wechselseitigen Abhängigkeiten ebenso zugrunde, wohl wissend, daß dieses dialogische Verhältnis sich gegen Autorität richtet. Alles bedingt einander, und schält man daraus ein Modell, beispielsweise Form technoider Skulpturen, so liefert dieses Ideal seinen Gegensatz gleich mit. Druck erzeugt Gegendruck, doch wenn das Maß und die Abstimmung der Mittel nicht gewährleistet ist, dann stürzt das Gebäude zusammen. Die Gefahr ist allerdings wenig artifiziell.
Martin Bochynek